Wednesday 2 October 2013

De verschillen in arbeidskost tussen de Europese landen zijn schokkend:

Onderaan staan Bulgarije en Roemenië. Daar kost een privé-werknemer gemiddeld respectievelijk 3,7 euro per uur (2,9 euro per uur voor fabrieksarbeiders) en 4,5 euro per uur (3,8 euro per uur voor fabrieksarbeiders).
Aan de top staan Zweden (41,9 en 43,8 euro per uur) en België (40,40 en 41,9 euro per uur).
Één Zweedse werknemer kost een fabriekseigenaar gemiddeld dus evenveel als 15 Bulgaren. (Een Belgische fabriekseigenaar kan 14 Bulgaren laten werken voor dezelfde prijs als 1 Belg.)
Een Griekse arbeider kost gemiddeld 14,7 euro per uur – ongeveer een derde van wat men in Noord-Europa betaalt. Griekenland is overigens het enige land in de EU waar de gemiddelde arbeidskost in 2012 daalde (met 6,8% dan nog wel).
In Spanje steeg de arbeidskost 2012 met 1,1% tot 20,9 euro per uur, in Italië met 1,7% tot 21,9 euro, in Duitsland met 2,8% tot 21 euro en in Frankrijk met 1,9% tot 34,9 euro.
In relatieve termen steeg de arbeidskost in Bulgarije het meest: 6,4% of 24 eurocent per uur. In absolute termen steeg de Zweedse arbeidskost het meest: een stijging van 1,5 euro per uur of 3,5%. Het valt op dat dit net de top en staart zijn qua arbeidskost in Europa.
Betekent dit dat Zweedse werkgevers best hun vestigingen in hun thuisland sluiten en zuidwaarts trekken? Richter voorspelt wat zou gebeuren als ze dat zouden doen:
De werkloosheid in Zweden stijgt tot over de 10%.
Executives verdedigen hun beslissingen door op de hoge arbeidskost te wijzen.
De overheid begint te praten over ‘structurele hervormingen’, zonder echt actie te ondernemen.
“Dat is natuurlijk net de situatie waarin Frankrijk zich nu bevindt,” meent Richter. Het Frans scenario leidt volgens hem echter onvermijdelijk tot een Griekse schulden- en lonencrisis.
De stijgende arbeidskost is bovendien vooral een gevolg van de astronomische sociale bijdragen die werkgevers moeten betalen.

Conclusie: de crisis in Europa een rechtstreeks gevolg is van de drang van politici om zichzelf, hun kiespubliek en hun vrienden te verrijken met publieke middelen.